KOESJDËL KATTOEM -
De laatste week van december steken we in alle 365 bussen van Kattem een kaartje (zie hierna) waarmee we de mensen oproepen om onze kinderen goed te ontvangen met wat klein geld. Bij het kaartje zit een gouden ballon van Kattem. De bedoeling is om deze ballon, opgeblazen aan de voordeur te hangen. Dit is het sein voor de kinderen dat ze welkom zijn om koesjdiël te roepen. Met jouw hulp maken we er een fijne dag van voor onze kinderen. Alvast van harte bedankt bij voorbaat.
Team Kattoem.
Goesjdieël, Goshjiel, Koesjdiël of toch maar Godsdeel?
Koesjdiël! Al van de avond tevoren lag ons washandje klaar. Want morgen op de feestdag van Sint-
Vraag nu eens aan de kinderen wat ‘koesjdiël gaan roepen’ betekent. Wedden dat je alleen vraagtekens in hun ogen te zien krijgt? Maar tot in de jaren 1980 was dit vooral voor de jeugd in Zuidwest-
Gelukkig werden/worden er in diverse gemeenten in het Pajottenland, ook in Kattem, allerlei initiatieven opgezet door erfgoed-
De volgende evidente vraag is, waar komt dit volksgebruik dan wel vandaan? Wel, hiervoor moeten we een sprong terug in de tijd maken. Al in de vroege middeleeuwen waren de kloosters, en dus de Kerk, verantwoordelijk voor de armenzorg. Om deze zorg te financieren mocht de Kerk zelfs tienden (belastingen) heffen. Aan de meeste parochiekerken was dan ook een zogenaamde "Armentafel" verbonden. Buiten de opbrengsten van dit tiendrecht wisten de Armentafels door legaten (erfenissen) en andere schenkingen vaak een aanzienlijk vermogen op te bouwen. In de Zuidelijke Nederlanden bleven deze armentafels bestaan tot de Franse tijd. De Oostenrijkse Keizer Jozef II was in de jaren daarvoor al begonnen met het ondergraven van dit katholieke monopolie. De Franse bezetters die zo weinig mogelijk te maken wilden hebben met al wat kerks en paaps was, schaften de armentafels af en de zorg voor hulpbehoevenden kwam in handen van het gemeentebestuur en werd toevertrouwd aan een 'Bureau van Weldadigheid' wat eigenlijk zelfs na de onafhankelijkheid in 1830 bleef bestaan tot in 1891 de Wet op de Openbare Onderstand van kracht werd. Deze wet leidde opnieuw tot allerlei armenzorginitiatieven, terwijl ook de publieke Burelen van Weldadigheid en Burgerlijke Godshuizen bleven bestaan. Een betere regeling drong zich dan ook op. De miserie en armoede in het verwoeste Vlaanderen na WO I leidde zo in 1925 tot de Wet op de Commissie voor Openbare Onderstand (COO). De COO's werden in elke gemeente opgericht. En in 1976 kwam er dan de Wet op het 'Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn'. Deze OCMW's kregen wel een breder doel dan alleen maar het verstrekken van financiële hulpverlening.
Terug nu naar ons ‘koesjdiël’.
Hoewel de Armentafels (in principe) het hele jaar door moesten inspringen voor het ondersteunen van de ‘hulpbehoevenden’, was de kerkelijke periode tussen Kerstmis en Driekoningen, ook wel de Twaalf dagen van Kerstmis genoemd, toch wel iets speciaals. Sukkelaars en bedelaars wisten als geen ander dat ze in deze periode, waarin ook Nieuwjaar valt, bij het bedelen iets meer dan anders konden rekenen op de vrijgevigheid van de beter bedeelden. Trouwens, 'aan een arme gegeven, is aan God zelf gegeven'. Vandaar de uitdrukking ‘godsdeel’.
Maar ook de Armentafels lieten zich niet kennen. Op de feestdag van Sint-
Maar dan kwam zoals al eerder gezegd, de Franse bezetting. En werden de Armentafels afgeschaft. Maar de organisatie van de gemeentelijke Bureaus van Weldadigheid verliep in de eerste jaren stroef en chaotisch. Zodat bedelaars en tijdelijk hulpbehoevenden (slachtoffers van misoogsten, pestepidemieën, oversterfte en andere tegenslagen) dan maar het heft in eigen handen namen en hun godsdeel bedelend gingen ‘opeisen’. Wat willens nillens door de overheid werd getolereerd. Maar om te beletten dat het ‘gespuys’ gedurende de hele kerst-
Jarenlang bleef dit gebruik in onze gewesten bestaan. Onze voorouders hebben het in de 19de eeuw voorzeker niet makkelijk gehad! Zeker niet op het platteland. En dan kwam als kers op de taart ‘den Grooten Oorlog’. Na de vier helse jaren van WO I nam de staat de zorg voor de minder bedeelden via de COO’s over. Het in groep gaan bedelen werd al gauw niet meer gedoogd. Toch bleef de traditie bestaan bij de kinderen en bleven koesjdiëlers in het straatbeeld verschijnen op de voormiddag van Silvester. En eigenlijk hadden deze kinderen het gebedel van de voorgaande generaties, de écht behoevende kinderen, gewoon overgenomen.
Geschreven door Willy De Smedt
Fotoreportage over koesjdiël Kattem 31/12/2023